Na een goede nachtrust op de ‘Kiekendief‘ ben ik alweer in de trein onderweg naar Nunspeet. Ik heb een stevige wandeling gepland op de boswachterij die gelijk achter het station is gelegen. Ik heb gekozen voor een met groen-witte paaltjes gemarkeerde route van 22 km. die start en eindigt bij het Buitencentrum Veluwe-Noord.
Al snel krijg ik het idee dat er iets niets klopt en daar blijk ik gelijk in te hebben. Door het missen van een markering begint de tocht met een onvoorziene aanloop-lus. De pijltjes zijn vrij klein, soms verscholen in het lover en door de groene kleur niet altijd goed te herkennen voor een kleurenblinde als mijzelf. Het gevolg is dat ik bij ieder geval van enige twijfel een paar passen terugloop om er zeker van te zijn dat er geen aanwijzing is gemist. Het ontbreken van een kaart en een routebeschrijving maken het er natuurlijk ook niet makkelijker op.
Maar goed, het is niet mijn eerste wandeltocht en ik heb wel voor heter vuren gestaan. Ik kan het niet laten om in deze omgeving te citeren uit een bekend Nederlands volkslied van Pieter Louwerse
Op de groote, stille heide
dwaalt de herder eenzaam rond
wijl de witgewolde kudde
trouw bewaakt wordt door den hond.
En, al dwalend ginds en her,
denkt de herder: “Och, hoe ver,
hoe ver is mijn heide,
hoe ver is mijn heide, mijn heide!”
De rol van herder is vandaag voor de eenzame wandelaar zij het zonder een kudde volgzame schapen en de waakzame hond. Ik kan mij wonderwel vinden in de tekst want het is inderdaad ietwat eenzaam op de heide. Enkel in de buurt van de spaarzame parkeergelegenheden is meer volk te zien maar dat zijn meer dagjesmensen dan wandelaars. Op een gegeven moment gebeurt het dan toch, ik zie geen markeringen meer en het pad wordt moeilijker begaanbaar. Vermoedelijk tengevolge van onderhoudswerkzaamheden door Staatsbosbeheer zijn de paden omgewoeld tot een lange strook los zand wat het lopen zeer bemoeilijkt. Ik overweeg nog even om op mijn sporen terug te keren om op zoek te gaan naar de gemiste markering maar ik besluit door te lopen en er op te hopen dat ik op een gegeven moment weer kan aansluiten op de route.
Langzamerhand stijgt de temperatuur naar hoogten die niet zo geschikt zijn voor een stevige wandeling en dientengevolge slinkt mijn watervoorraad zienderogen. Door mijn oriëntatievermogen, intuïtie en in belangrijke mate een behoorlijke portie geluk zie ik plots weer een groen-wit bordje. Opgelucht en opnieuw gemotiveerd vervolg ik mijn weg en bereik ik moe en bezweet maar voldaan het eindpunt.